Een behandelaar maakt van meerdere invalshoeken gebruik om een angststoornis vast te kunnen stellen. Hierbij komt uw eigen verhaal aan bod waarbij op bepaalde aspecten doorgevraagd zal worden. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van een meetinstrument zoals een vragenlijst.
Om te beginnen zal de behandelaar uw klachten in één of meerdere gesprekken samen met u in beeld brengen. Neem daar voldoende tijd voor en breng zonodig uw partner of een andere vertrouwenspersoon mee. Ter voorbereiding kunt u thuis alvast het een en ander wat tijdens het gesprek aan bod moet komen op papier zetten. Daarbij valt te denken aan een omschrijving van uw klachten, hoelang deze al spelen maar ook hoe ze verlopen, of er een verband is met andere gebeurtenissen/omstandigheden, wat u al ondernomen hebt om ze te verminderen en wat ze voor gevolgen voor uw dagelijks leven hebben. Daarnaast kunt u alvast nadenken over wat u met de behandeling hoopt te bereiken.
Naar aanleiding van uw verhaal zal de behandelaar daarop doorvragen waarbij naar de gevolgen op het dagelijks functioneren geïnformeerd wordt en gezocht wordt naar mogelijke oorzaken. Hierbij zal worden nagegaan of er werkelijk sprake van een angststoornis is of dat de klachten door andere psychische problemen of een lichamelijke ziekte worden veroorzaakt. Angstklachten komen namelijk regelmatig voor en zijn dikwijls van voorbijgaande aard. Ze zijn vrijwel altijd gerelateerd aan (dreigende) problemen of zorgen op belangrijke levensgebieden.
Ook zal worden bekeken of er naast de angststoornis sprake is van andere aandoeningen aangezien dat invloed op de behandeling zal hebben. Veel angststoornissen gaan gepaard met bijkomende stoornissen als depressie waardoor een angststoornis ‘bedekt’ kan raken. Dit is één van de redenen waarom huisartsen angststoornissen dikwijls niet als zodanig herkennen.
Tijdens het stellen van de diagnose kan gebruik worden gemaakt van meetinstrumenten of screeners. Een screener bestaat uit een kleine test waarmee bevestigd kan worden of er aan een bepaalde aandoening gedacht kan worden. De meeste meetinstrumenten bestaan uit een vragenlijst waarmee kan worden nagegaan of en in welke mate iemand aan een bepaalde aandoening lijdt. Bij de diagnosestelling van angst vormen ze een betrouwbaar hulpmiddel. Daarnaast kunnen ze gebruikt worden om het beloop van de klachten te meten en de effectiviteit van de behandeling te evalueren. Sommige mensen vinden het beantwoorden van een vragenlijst prettiger dan een opener gesprek met de behandelaar over hun angstklachten. Soms is aanvullend lichamelijk en psychologisch onderzoek nodig voor een zorgvuldige diagnose.
Hoewel het meestal lukt om een diagnose te stellen kan het ook voorkomen dat een precieze diagnose niet gesteld wordt of te stellen is omdat uw klachten bijvoorbeeld niet exact binnen één diagnose passen of omdat de angstsymptomen in lichamelijke symptomen vertaald worden. Dat laatste komt nogal eens onder ouderen voor. Deze staan over het algemeen al niet te popelen om over hun klachten te praten, wat de diagnostiek van angststoornissen bemoeilijkt. Daarnaast kunnen ouderen een angststoornis die al heel lang bestaat als onderdeel van hun persoonlijkheid zijn gaan beschouwen of merken ze hun leeftijd als oorzaak aan. Ook kunnen ze bepaalde situaties makkelijker vermijden waardoor vermijdingsangst door de omgeving niet wordt opgemerkt.
Als u zich in de diagnose of de beschrijving van de behandelaar herkent en deze zijn conclusies ook met u bespreekt hoeft het geen probleem te zijn als er geen exacte diagnose gesteld is. Bij twijfel kunt u om verdere uitleg of naar de mening van een andere behandelaar vragen (second opinion). Daarnaast kunnen klachten veranderen maar ook komen er soms nieuwe problemen tijdens de behandeling naar boven. Daarom is het zinvol om regelmatig met uw behandelaar te bekijken of de diagnose angststoornissen nog op u van toepassing is.